Ik ben Adrie Molenaar en ik ben de tuinder bij zuurkoolfabriek Kramer. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar we hebben naast de zuurkoolfabriek ook een groot landbouwbedrijf waar we een deel van de kool voor onze zuurkool zelf telen. Kool kweken is niet moeilijk, maar grote kolen kweken wel.

Hoe het moet is moeilijk te zeggen want geen jaar is hetzelfde met zon, regen, warm en kou.

Je begint met het bewerken van de grond (wij zeggen op z’n Westfries “prut”) waar je het kleine koolplantje, wat je hebt gekregen in zet. De grond moet lekker los zijn als een lekker zacht bedje, zodat de wortels er heel gemakkelijk doorheen kunnen kruipen om water en mest (voedsel) te kunnen vinden. Je moet zorgen voor mest in de grond. Dat is naast het hemelwater, voedsel voor het plantje. Het plantje plant je in de grond en geef het een beetje water en dan héél lief praten. Je moet dan gewoon wachten en regelmatig controleren of je geen beestjes ziet. Als je een rupsje of een slak ziet moet je deze weghalen anders eten ze je plantje op.

Af en toe een beetje water geven, maar niet te veel, want doordat je de grond goed los gemaakt hebt bij het planten, kunnen de wortels goed op zoek naar water en doordat de wortels diep naar beneden gaan komt de koolplant stevig in de grond te staan. Zo kan de stam straks de zware kool goed dragen.


Als je dit zo doet en voldoende geduld hebt, en een beetje mazzel dat de plant niet ziek wordt van schimmels, luisjes, of andere ziekten zoals trips of aardvlooitjes,  dan heb je kans op een goede dikke, grote, kool!  Ik wens je heel veel succes bij het telen van je kool!

De kleur van witte kool is eigenlijk niet wit  maar lichtgroen, hoe dichter je in het hart van de plant komt des te lichter de kleur.

Witte kool behoort samen met rode kool, savooikool en spitskool tot de sluitkolen. Sluitkolen hebben een korte dikke stengel met daarop een gesloten kool. Daarnaast is het blad voorzien van een waslaag, welke houdbaarheid de versterkt. Deze kool is bij uitstek geschikt om als zuurkool in te maken.

Vanaf begin maart worden de zaadjes gezaaid. Na ongeveer 6 weken is er dan het plantje zoals je deze van ons gekregen hebt.

De plantjes moeten uitgeplant worden in een stevige, voedzame, goed bemeste grond. In de winter wordt er veel stalmest of compost onder de grond gespit om de grond voedzaam te krijgen. De kolen hebben ruimte nodig om groot te worden, plant ze  ongeveer 60 cm afstand van elkaar of van andere planten. Druk de grond stevig aan. Sluitkolen maken veel wortels, blad en een flinke kool. Dus verbruiken ze ook veel ruimte.

Mocht je de kool gaan planten in een moestuin, goede buren zijn: aardappels, selderie, bieten, snijbiet, kropsla, tomaten, spinazie, pluksla, dille, prei, andijvie. Slechte buren zijn: mosterd, knoflook, aardbeien en uien.

Witte kool is erg gevoelig voor de rupsen van het schattige vlindertje “koolwitje”, deze rupsen eten de koolbladeren kapot, waardoor de groei flink verstoord wordt. De mooie witte vlinders kunnen eitjes leggen op de onderkant van je koolplant. Ik heb ergens gelezen  dat wanneer je papieren vlindertjes tussen de kolen zet de koolwitjes jouw kool voorbij vliegen omdat ze denken dat hij al “bezet is” . Ik weet niet of het waar is, maar… je kunt het altijd proberen om zo de grootste kool te kweken! 

Tips voor het telen van een mooie, grote witte kool:

• Zorg voor een goede vochtvasthoudende, rijke voedzame bodem.

• Zorg voor een zonnige plaats.

• Zorg voor voldoende water, de eerste tijd na het planten en geef bij droogte voldoende water, want sluitkool heeft relatief veel vocht nodig.

• Pas op voor de vogels!

• Wied regelmatig het onkruid

• Pas op voor de eitjes en rupsen van ’t koolwitje en slakken en haal deze handmatig weg.

• Pas op voor slakken, deze kun je ook handmatig weghalen.

Ik ben Adrie Molenaar en ik ben de tuinder bij zuurkoolfabriek Kramer. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar we hebben naast de zuurkoolfabriek ook een groot landbouwbedrijf waar we een deel van de kool voor onze zuurkool zelf telen. Kool kweken is niet moeilijk, maar grote kolen kweken wel.

Hoe het moet is moeilijk te zeggen want geen jaar is hetzelfde met zon, regen, warm en kou.

Je begint met het bewerken van de grond (wij zeggen op z’n Westfries “prut”) waar je het kleine koolplantje, wat je hebt gekregen in zet. De grond moet lekker los zijn als een lekker zacht bedje, zodat de wortels er heel gemakkelijk doorheen kunnen kruipen om water en mest (voedsel) te kunnen vinden. Je moet zorgen voor mest in de grond. Dat is naast het hemelwater, voedsel voor het plantje. Het plantje plant je in de grond en geef het een beetje water en dan héél lief praten. Je moet dan gewoon wachten en regelmatig controleren of je geen beestjes ziet. Als je een rupsje of een slak ziet moet je deze weghalen anders eten ze je plantje op.

Af en toe een beetje water geven, maar niet te veel, want doordat je de grond goed los gemaakt hebt bij het planten, kunnen de wortels goed op zoek naar water en doordat de wortels diep naar beneden gaan komt de koolplant stevig in de grond te staan. Zo kan de stam straks de zware kool goed dragen.


Als je dit zo doet en voldoende geduld hebt, en een beetje mazzel dat de plant niet ziek wordt van schimmels, luisjes, of andere ziekten zoals trips of aardvlooitjes,  dan heb je kans op een goede dikke, grote, kool!  Ik wens je heel veel succes bij het telen van je kool!

De kleur van witte kool is eigenlijk niet wit  maar lichtgroen, hoe dichter je in het hart van de plant komt des te lichter de kleur.

Witte kool behoort samen met rode kool, savooikool en spitskool tot de sluitkolen. Sluitkolen hebben een korte dikke stengel met daarop een gesloten kool. Daarnaast is het blad voorzien van een waslaag, welke houdbaarheid de versterkt. Deze kool is bij uitstek geschikt om als zuurkool in te maken.

Vanaf begin maart worden de zaadjes gezaaid. Na ongeveer 6 weken is er dan het plantje zoals je deze van ons gekregen hebt.

De plantjes moeten uitgeplant worden in een stevige, voedzame, goed bemeste grond. In de winter wordt er veel stalmest of compost onder de grond gespit om de grond voedzaam te krijgen. De kolen hebben ruimte nodig om groot te worden, plant ze  ongeveer 60 cm afstand van elkaar of van andere planten. Druk de grond stevig aan. Sluitkolen maken veel wortels, blad en een flinke kool. Dus verbruiken ze ook veel ruimte.

Mocht je de kool gaan planten in een moestuin, goede buren zijn: aardappels, selderie, bieten, snijbiet, kropsla, tomaten, spinazie, pluksla, dille, prei, andijvie. Slechte buren zijn: mosterd, knoflook, aardbeien en uien.

Witte kool is erg gevoelig voor de rupsen van het schattige vlindertje “koolwitje”, deze rupsen eten de koolbladeren kapot, waardoor de groei flink verstoord wordt. De mooie witte vlinders kunnen eitjes leggen op de onderkant van je koolplant. Ik heb ergens gelezen  dat wanneer je papieren vlindertjes tussen de kolen zet de koolwitjes jouw kool voorbij vliegen omdat ze denken dat hij al “bezet is” . Ik weet niet of het waar is, maar… je kunt het altijd proberen om zo de grootste kool te kweken! 

Tips voor het telen van een mooie, grote witte kool:

• Zorg voor een goede vochtvasthoudende, rijke voedzame bodem.

• Zorg voor een zonnige plaats.

• Zorg voor voldoende water, de eerste tijd na het planten en geef bij droogte voldoende water, want sluitkool heeft relatief veel vocht nodig.

• Pas op voor de vogels!

• Wied regelmatig het onkruid

• Pas op voor de eitjes en rupsen van ’t koolwitje en slakken en haal deze handmatig weg.

• Pas op voor slakken, deze kun je ook handmatig weghalen.